Volgens Peschel is er een definitie. In het algemeen is er echter geen uniforme informatie over de mate waarin onderwijs als open kan worden aangemerkt.
Op veel scholen wordt op zeer verschillende manieren lesgegeven. Er zijn echter enkele vormen van open onderwijs die door verschillende scholen worden gevolgd.
De belangrijkste kritiek is dat kinderen relatief weinig leren. Aan de andere kant is het feit dat leerlingen worden aangemoedigd om zelfstandiger te zijn een positief aspect.
Vergeleken met frontaal onderwijs is open onderwijs gebaseerd op vrijere methoden. Er zijn echter veel verschillende onderwijsvormen die beweren kinderen meer vrijheid bij het leren te geven.
In ons artikel willen we de definitie tot op de bodem uitzoeken en laten zien welke vormen van open onderwijs in de praktijk worden gebruikt.
[button]Verdere praktische handboeken over dit onderwerp[/button]
Inhoudsopgave
1. open onderwijs in scholen – meer vrijheid en minder systeem
Starre leerplannen, een gestructureerde dagindeling en kinderen die in bepaalde vakken gericht iets leren – dat alles bestaat niet in basisscholen die volledig volgens het open lesmodel werken.
Er is echter ook geen duidelijke definitie van open onderwijs. Veel leerkrachten nemen hun voorbeeld aan Falko Peschel , een hardliner die open onderwijsmethoden in het uiterste geval juist vindt.
Volgens Peschel mag open onderwijs alleen zo heten als het zo is ingericht dat leerlingen vrij en zonder beperkingen kunnen leren.
Hoe dat er in de praktijk uit kan zien, is te zien in deze YouTube-video:
Op de meeste basisscholen echter, die de neiging hebben zich af te keren van het klassieke frontale onderwijs, gaat het er veel gematigder aan toe. Het is waar dat de leerlingen op veel plaatsen de mogelijkheid hebben om zelf keuzes te maken en bepaalde taken zelf te kiezen.
Een volledig afzien van een georganiseerde dagelijkse routine komt in de praktijk echter zelden voor.
2 De 5 dimensies van open onderwijs volgens Peschel
Om een onderscheid te maken met andere onderwijsmethoden heeft de pedagoog een duidelijk raster gemaakt dat het mogelijk maakt verschillende benaderingen een mate van openheid toe te kennen.
Concreet benoemt hij 5 niveaus of dimensies van open onderwijs. Deze zijn:
- Organisatorische openheid: Elke leerling bepaalt zelf wanneer en wat hij of zij wil leren.
- Methodologische openheid: Er zijn geen specificaties over hoe een bepaald leerdoel bereikt moet worden.
- Inhoudelijke openheid: Het is aan de leerlingen zelf om te beslissen welk vak ze willen uitdiepen en of ze liever beter worden in Duits, Engels of wiskunde.
- Sociale openheid: De klasgemeenschap moet haar eigen regels over samenwerken vinden en vaststellen. Dit geldt ook voor het bestraffen van regelovertreders.
- Persoonlijke openheid: De richting die de kinderen inslaan in het leven en het leren is aan henzelf.
Dit gebied, in zijn extreme vorm, stelt leerlingen gelijk aan leerkrachten en maakt een band mogelijk die verder gaat dan alleen de schooltijd.
Afhankelijk van de mate van openheid, die kan worden onderverdeeld in rangniveaus, kan open onderwijs als zodanig worden gedefinieerd.
Tip: In de sport zijn de ideeën van open onderwijs bijzonder gemakkelijk toe te passen.
3. voorbeelden van open onderwijs – zo wordt het in de praktijk gebracht
In de regel wordt open onderwijs niet in zijn zuivere vorm beoefend. Uit diverse voorbeelden van verschillende scholen blijkt echter dat op sommige gebieden het onderwijs zeer vrij is, terwijl op andere gebieden meer aandacht wordt besteed aan orde en discipline.
De volgende onderwijsvormen zijn typisch voor open onderwijs:
- Vrij werk: Gedurende deze tijd hebben de kinderen de gelegenheid om te oefenen met specifieke materialen. Ze kunnen grotendeels hun eigen interesses volgen. Wel zijn er suggesties en aanwijzingen om zwakke leerlingen op bepaalde gebieden te helpen.
- Projectwerk: In het kader van een concreet project hebben de kinderen de gelegenheid om een gemeenschappelijke aanpak af te spreken en mogelijke oplossingen uit te werken. Aan het eind is er altijd een gezamenlijke reflectie.
- Ontdekkend leren: In zijn oorspronkelijke vorm is ontdekkend leren beperkt tot de natuurwetenschappen. Het gaat erom natuurverschijnselen te onderzoeken en te leren door observatie, waarbij specifieke vragen worden gesteld om overeenkomstige experimenten na te bootsen. In een licht gewijzigde vorm kan ontdekkend leren echter ook in andere vakken worden toegepast.
- Werkplaatsonderwijs: Bij deze vorm van open onderwijs creëert de leraar een uitgebreide leeromgeving zodat de leerlingen zich in verschillende richtingen kunnen ontwikkelen. De basisplanning is echter eenzijdig.
- Stationsonderwijs: Bij deze vorm van onderwijs kunnen leerlingen in groepen samenwerken op individuele stations. De werkplek ligt echter niet vast, maar het station kan steeds worden veranderd, zodat alle kinderen een zo breed mogelijk scala aan ervaringen kunnen opdoen.
- Wekelijks planmatig werken: In veel gevallen wordt in het kader van de open lessen een weekplan opgesteld. De kinderen kunnen dit plan gebruiken om geleidelijk aan de aan hen gestelde eisen te voldoen.
Het plan is zo opgezet dat het naast verplichte taken ook verschillende vrijwillige taken bevat.
4 Kritiek op open lessen
Bijna elk pedagogisch concept heeft zijn voordelen maar ook zijn nadelen. Dit is precies het geval met open onderwijs. Als openheid daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht op de manier die Peschel eist, roept de kritiek de vraag op wat er nu precies aan dit model nog onderwijs genoemd kan worden.
Het zou immers altijd moeten gaan om het zo goed mogelijk ondersteunen van kinderen.
Als de leraar echter niet bijdraagt aan de positieve ontwikkeling van de leerling, komt de hele bevoegdheid in het geding.
Aangezien open onderwijs echter bijna nooit in zijn zuivere vorm wordt toegepast, laten we dit argument buiten beschouwing.
Toch zijn er ook voor- en nadelen aan de afgezwakte varianten, die wij voor u op een rijtje hebben gezet:
- Kinderen kunnen in hun eigen tempo leren.
- Ieder kind leert al vroeg welke gebieden voor hem of haar belangrijk zijn.
- Zowel zelfstandigheid als daadkracht worden bevorderd.
- Beoordeling (via cijfers) is nauwelijks mogelijk.
- Niet alle kinderen hebben baat bij het samenwerken in een grotere groep en hebben de neiging zich terug te trekken.
- Sommige kinderen worden overweldigd wanneer hen gevraagd wordt bepaalde taken alleen uit te voeren.
5. verdere praktische handboeken over dit onderwerp
No products found.
No products found.
No products found.